Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer vraagt opnieuw aandacht voor de duizenden kinderen die in Nederland opgroeien in armoede. Hoewel er sinds het uitkomen van het rapport Alle kinderen kansrijk goede stappen zijn gezet, blijft aandacht voor kinderen in armoede noodzakelijk.
Op 14 februari spraken minister Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), minister Dekker (Rechtsbescherming) en staatssecretaris Snel (Financiën) met de vaste Kamercommissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over armoede en schuldenbeleid. Een belangrijk onderwerp op de agenda was de aanpak van armoede onder kinderen. Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer riep de bewindspersonen, Kamerleden en gemeenten op om nog meer werk te maken van integraal kindgericht armoedebeleid.
Alle kinderen kansrijk
De Kinderombudsvrouw ziet dat de belangrijkste conclusies uit het rapport Alle kinderen kansrijk ruim een jaar na dato nog steeds gelden: 'In 2017 concludeerde ik dat kinderen die opgroeien in armoede op alle vlakken in hun leven worden beperkt in hun ontwikkeling. En dat het armoedebeleid onvoldoende aansluit bij wat deze kinderen echt nodig hebben. Zo zijn voorzieningen vooral gericht op het verbeteren van het leven van kinderen buitenshuis, maar is er te weinig aandacht voor het verbeteren van de instabiele en onzekere thuissituatie van kinderen in armoede.'
Daarom pleitte de Kinderombudsvrouw in het rapport voor een integraal kindgericht armoedebeleid dat het leven van kinderen op alle vlakken verbetert en voor ondersteuning van het hele gezin. 'Ik zie dat gemeenten goede stappen hebben gezet. Maar tegelijkertijd ontbreekt het bij veel gemeenten nog aan een integraal beleid en er zijn zelfs nog steeds gemeenten die geen kindvoorzieningen en geen specifiek beleid hebben voor kinderen in armoede. Dat moet echt anders.'
Drie verbeterpunten
Voor 2019 ziet de Kinderombudsvrouw drie belangrijke verbeterpunten als het aankomt op de aanpak van armoede onder kinderen. Ze wil allereerst dat alle gemeenten in Nederland dit jaar een integraal armoedebeleid ontwikkelen. Met een praktische handreiking kunnen gemeenten hierbij geholpen worden. Om dit beleid te laten slagen, vraagt de Kinderombudsvrouw van het Rijk om samen met gemeenten en andere maatschappelijke partijen nog steviger in te zetten op de bestaanszekerheid van gezinnen.
Als tweede verbeterpunt wil de Kinderombudsvrouw dat alle gemeenten in 2019 kindvoorzieningen hebben, zodat er geen onderscheid meer is tussen gemeenten. 'Voor een kind in armoede mag het niet uitmaken in welke gemeente het woont voor de kwaliteit van en toegang tot voorzieningen.' Ook moeten gemeenten de kinderen die ondersteuning nodig hebben, beter in beeld te krijgen en moeten kinderen betrokken worden bij de ontwikkeling van kindgericht armoedebeleid en kindvoorzieningen.
Op dit moment wordt de impact van het kindgericht armoedebeleid onvoldoende gemeten. Als derde verbeterpunt roept de Kinderombudsvrouw gemeenten dan ook op om de effecten van het eigen beleid te evalueren. Om te kunnen meten of de ontwikkelkansen van kinderen in armoede daadwerkelijk zijn verbeterd, is de Kinderombudsvrouw voorstander van een brede reductiedoelstelling waarin niet alleen inkomensnormen maar ook de kwaliteit van de leefomgeving van kinderen is opgenomen. Ze roept het Rijk en gemeenten op om samen tot zo'n brede reductiedoelstelling te komen.
Blijvende inzet
In 2018 ontving de Kinderombudsman bijna tachtig signalen over armoede. Deze kwamen van ouders, professionals, vrijwilligers en van kinderen en jongeren zelf. Ook gaven ruim honderd van de 1.700 kinderen die de vragenlijst voor de Kinderrechtentour invulden aan dat zij thuis opgroeien met weinig geld. De komende periode gaat de Kinderombudsman deze signalen en vragenlijsten verder analyseren. Wat zeggen deze kinderen over hun leven en wat hebben zij nodig? De Kinderombudsvrouw blijft zich inzetten voor kinderen die opgroeien in armoede, en vraagt dit ook van het Rijk, gemeenten en scholen: 'Om deze kinderen echt te helpen, moeten we samen aan de slag.’